Of God er nog een beetje bij is,
of hoe zeg je dat,
of je er steun aan hebt, het geloof,
of dat het je voor de voeten loopt,
het in de weg zit?
Terwijl ik onderweg een zware jas
van diepe vermoeidheid draag, kan
ik me niet voorstellen dat al die
nieuwe sensaties in mijn lichaam, –
vertroebeld zicht, verstoord evenwicht,
verstramd en pijnlijk lijf -,
los van God gaan.
Niet dat God in de pijn is, of zo,
maar ergens in de chaotische
beweging – van het zit me
in de weg, naar het zit in mijn weg- ,
daar ergens in het onnoembare
tussen, dient het zich scheppend aan.