Selecteer een pagina

*gedicht

Het is mijn schuld

Het is mijn schuld

Waarom wijs jij naar mijn moeder, dat haar barensbloed mij besmet heeft met schuld? Wat moest je van haar, jij kleine schrijver? Was de vrouw je te vrouwelijk, te zinnelijk, te aards? Is op aarde God dan niet te vinden? Is alleen de hemel haar domein? Wie toch de...

Lees meer
Vuur aan de schenen

Vuur aan de schenen

Onder tromgeroffel van de donder daalt de rechter dreunend af. De aarde schroeit onder het naderen van de God der goden. Wereldbewoners wordt het vuur aan de schenen gelegd: Stop met jullie lege gebaren, jullie holle woorden, zwijg stil! Met al jullie gekwebbel,...

Lees meer
Over geloof en pijn

Over geloof en pijn

Of God er nog een beetje bij is, of hoe zeg je dat, of je er steun aan hebt, het geloof, of dat het je voor de voeten loopt, het in de weg zit? Terwijl ik onderweg een zware jas van diepe vermoeidheid draag, kan ik me niet voorstellen dat al die nieuwe sensaties in...

Lees meer
Dan zal het worden

Dan zal het worden

Wat zal het worden met de wereld, als er zo’n leider is, die niet wijst naar zichzelf en naar eigen kracht, maar elke avond knielt voor zijn bed en het hoofd buigt voor de Eeuwige? Wat zal het worden met de wereld, als de machtigen zouden weten van het raadsel van...

Lees meer
Gebroken lofzang

Gebroken lofzang

Moe geworden, leg ik mijn zware handen in de schoot. Mijn armen, verkrampt, willen niet meer omhoog. Hoezo moet ik klappen voor de Eeuwige, waaraan weet ik dat de volkeren het hoofd hebben gebogen? Oorlog brult gewelddadig, onrecht vertrapt wie honger hebben en dorst....

Lees meer
Houvast

Houvast

Kan ik zonder angst mijn ontwrichte binnenkant toevertrouwen aan de Eeuwige? Jij,  - die onder al mijn gewoel - in het hart van het briesende geweld, zegt; Ik ben. Noem me stilte, noem me stevigheid, noem me houvast. Laat tot je doordringen: Ik ben. Zal de morgen...

Lees meer

‘…als ik de ruimte van de poëzie binnenstap, voel ik de grootste vrijheid om uit te drukken wat aan de rand van mijn zwijgen in taal te vinden is. Vaak ademen de gedichten verlangen naar de Eeuwige, die ik Jou noem. Ik nader en het ontglipt.’

Janneke